Struikelstenen in Maarn

De gemeenteraad heeft de motie ‘Voorbereiding Struikelstenen (Stolpersteine)’ aangenomen. Een werkgroep onderzocht hierna welke inwoners in aanmerking komen voor een herdenking met een Struikelsteen. De eerste inventarisatie is afgerond en de eerste serie struikelstenen is gelegd.

Struikelstenen herinneren ons aan inwoners of onderduikers die slachtoffer zijn geworden van het nationaalsocialisme. We zullen hen niet vergeten. Deze stenen worden geplaatst in de directe nabijheid van het huis waarin het slachtoffer het laatst (vrijwillig) verbleef.

Maandag 14 april zijn op Kapelweg 44a, Meentsteeg 1 en Meentsteeg 3, struikelstenen onthuld. Hierbij waren ook nabestaanden aanwezig.

Foto's onthulling Struikelstenen in Maarn en Maarsbergen.

Kapelweg 44a

Tijdens de ceremonie werd onderstaande tekst voorgelezen.

Op Kapelweg 44a woonde Arie Gerrit Boom. Geboren 1924. Ondergedoken 19 november 1942. Gearresteerd 21 februari 1945. Gefusilleerd 8 maart 1945 Fort De Bilt.

Arie Gerrit Boom (voluit genoemd) werd op 23 september 1924 in Schoten (Noord Holland) geboren. Op een gegeven moment kwam het gezin Boom (vader, moeder, Arie en zijn broer Henny) naar Maarn. Arie werkt als kantoorbediende en later als opzichter.

Arie Boom moest zich melden voor de arbeitseinsatz. Jonge mannen werden gedurende de oorlog steeds vaker geronseld om in de Duitse oorlogsindustrie te gaan werken. Dat was zeker naarmate het einde van de oorlog naderde gevaarlijk i.v.m. bombardementen van geallieerde vliegtuigen. Bovendien kon het werk zwaar zijn en het eten en de omstandigheden slecht.

Arie Boom dook al op 19 november 1942 onder. Hij voelde er niets voor om in Duitsland te moeten gaan werken. Onderduiken was helemaal niet eenvoudig. Je had een onderduikadres nodig en je had een netwerk van mensen om je heen nodig die bereid waren om je te onderhouden. Zeker in 1942 was er nog geen enkel uitzicht op het einde van de oorlog. Het was dus een flinke gok om onder te duiken. Eind 1942 was er in Maarn nog geen sprake van een georganiseerde organisatie die hulp bood aan onderduikers. Waarschijnlijk heeft Wim van Dijk, de voorganger van Ted Visser Arie Boom geholpen om onder te kunnen duiken. Wim van Dijk werkte als onderwijzer op een school in Maarn en was al vroeg in het verzet bezig. Ook van Bob Kröner weten we, dat hij al in 1942 ondergrondse activiteiten verrichtte. Vanaf begin 1943 gaf Ted Visser samen met Annie Doppenberg de Maarnse LO-groep, die hulp aan onderduikers bood vorm. Begin 1943 dook ook Jaap Vastmaar onder.

Als we het over Arie Boom hebben, dan moeten we stilstaan bij de werking van de LO-groep Maarn. De LO-groep Maarn begon begin 1943 met hulp aan enkele onderduikers, maar verzorgde tenslotte 40 á 50 man, bij welk getal het onderhouden van het spoorwegpersoneel nog niet wordt meegerekend. Het aantal van 40 tot 50 onderduikers werd in augustus/september 1944 bereikt. 

Met de onderduikers zelf waren nooit veel moeilijkheden. De LO-groep Maarn probeerde onderduikers in het verlengde van hun beroep ergens te plaatsen, maar dat lukte niet altijd. Het plaatsen van onderduikers geschiedde onder meer bij boeren, die tegen de hooitijd een grote vraag naar jongens hadden. Na het drukke seizoen wilden de boeren weer van de onderduikers af. Ook bij particulieren werden onderduikers ondergebracht.

De LO-groep Maarn kon zichzelf altijd geldelijk bedruipen. De gemiddelde inkomsten bedroegen per maand f 500,-., waarvan een tijdlang f 100,- werd afgedragen aan Wijk bij Duurstede. Ook de districtsbijdrage voor de LO werd regelmatig voldaan. Gastheren of onderduikers die hiertoe in staat waren en zich daarvoor bereid verklaarden betaalde de bonkaarten ten bate van de LO-kas. Het benodigde geld werd door huisbezoek verkregen. Daarvoor waren er vaste, betrouwbare adressen. De afgezette burgemeester Everwijn Lange gaf ruime giften. Bij een eventueel tekort mocht een beroep gedaan worden op de heer Everwijn Lange. De NSF-gelden [spoorweggeld] liepen eveneens over de plaatselijke LO-leiding. Dat ging om grotere bedragen aangezien Maarn een station kende en veel spoorwegmensen telde. De administratie daarvan werd bij de arrestatie van Ted Visser door de Landwacht meegenomen. Het gaat om tienduizenden guldens.

We staan hier op Kapelweg 44a, het laatst bekende adres van Arie Boom.

We zijn niet in staat geweest om contact te leggen met de directe familie van Arie Boom. Dat hebben we wel geprobeerd. De broer van Arie Boom, Henny Boom werd politieagent. Hij woonde na de oorlog nog op de Kapelweg, dus in deze straat. Henny verhuisde na de oorlog naar Katwijk. Dat hij van zijn broer hield blijkt uit het feit, dat hij op 8 april 1943 zijn pasgeboren zoon naar zijn broer Arie vernoemde. Arie Boom zat op dat moment ondergedoken. Dit gelijknamige neefje Arie Boom trouwde in 1964 met Margaretha [Gerie] Bernardina Plasmeijer en runde een modevakschool. Hij kreeg geen kinderen.

We gaan verder met het verhaal over Arie Boom. Na de arrestatie van Ted Visser en Anton Kröner werden Arie Boom en Jacob Vastmaar al snel gewaarschuwd. In Maarn vergaderde de Landwacht in de school van Wim van Dijk. Vanuit de kruipruimte van het huis naast de school kon men in de kruipruimte komen van de school. Zo hoorde het verzet kort na de arrestatie van Ted Visser en Bob Kröner, dat er plannen waren om enkele onderduikers te arresteren. Direct is iemand naar Arie Boom en Jaap Vastmaar gegaan om hen te waarschuwen. Zij vernamen de boodschap, maar zij dachten allebei dat het niet zo’n vaart zou lopen en dat ze niet zwaar gestraft zouden worden voor de onderduik voor de arbeidseinsatz. Dat liep anders.

Op 21 februari 1945 werd Arie Boom samen met Jacob Vastmaar gearresteerd. Zij werden overgebracht naar de strafgevangenis op het Wolvenplein in Utrecht, waar op dat moment ook Ted Visser en Bob Kröner vastzaten.

Na de aanslag op Hanns Albin Rauter, nabij Woeste Hoeve werd ook Arie Boom op 8 maart 1945 in een vrachtwagen naar fort de Bilt gereden. Hij stond in de rij van 17 mensen die op 8 maart 1945 met een mitrailleur gefusilleerd werden als represaille voor de aanslag op Rauter. 

Arie Boom werd in Maarn begraven. Op zijn grafsteen staat vermeld, dat hij verloofd was. Wie zijn verloofde was weten we niet meer. 

De moeder van Arie Boom woonde na de oorlog in Amersfoort. Voor haar was dit niet het laatste drama. Haar overgebleven kind Henny overleed op 49-jarige leeftijd en zij overleefde haar beide kinderen.

Nu onthullen we een gedenksteentje, een struikelsteen, bij het laatst bekende woonadres van Arie Boom, omgekomen door nazi geweld.

Meentsteeg 1

Tijdens de ceremonie werd onderstaande tekst voorgelezen.

Op Meentsteeg 1 woonde August de Haan. Geboren 1902. Gearresteerd 4 mei 1944 Amsterdam. Gedeporteerd uit Kamp Vught. Vermoord 5 februari 1945 Gross Rosen.

August de Haan werd op 17 februari 1902 in Amsterdam geboren. Hij was de zoon van Jan Cornelis de Haan en Augustina Heronima Heijenberg. 

August de Haan deed de teekenschool en de Mulo. Hij werd in 1921 goedgekeurd voor militaire dienst en in 1922 opgeroepen en ingelijfd bij de infanterie. Hij kreeg een opleiding tot onderofficier. Op 30 augustus 1922 ging hij met groot verloof. 

August trouwde op 20 januari 1927 in Amsterdam met Christina Roschar. Zij was op 16 augustus 1904 in Amsterdam geboren. August was pedicure van beroep. Dat was hetzelfde beroep wat zijn vader uitoefende, dus van hem zal hij het wel geleerd hebben.

August de Haan vertrok in 1933 uit Amsterdam en woonde met zijn gezin vanaf 21 oktober 1933 in Zandvoort op het adres Brederodestraat 143.

In Amsterdam woonde er nog steeds familie van August. Op 29 november 1934 was August de Haan in Amsterdam getuige bij het huwelijk van August Rochar, banketbakker en Marie Frida Pujan. August Rochar was zijn zwager.

August en Christina kregen twee zonen en een dochter. 

Wat er in de beginjaren van de oorlog met August de Haan zijn gezin gebeurde weten we niet zo precies. We weten, dat August de Haan op 18 juli 1941 een persoonsbewijs kreeg. We weten in zijn algemeenheid, dat August en zijn vrouw Christina hulp gaven aan joden en aan onderduikers. Na de oorlog verklaarde namelijk zijn zwager Leonardus Jillis Brederode, die met de zus van August, Wilhelmina Geertruida de Haan was getrouwd, dat August geen lid was van een organisatie, maar dat hij wel samenwerkte met ene mevrouw Visscher in Den Haag, die lid van de Ordedienst, de O.D. was. Kennelijk heeft hij via deze route meerdere mensen gedurende de oorlog geholpen. 

Deze Haagse connectie valt op, omdat ook zijn buren in Maarn, de familie Doppenberg en de bij hen wonende Ted Visser, roots hadden in Den Haag. Wie de genoemde mevrouw Visscher in Den Haag was, blijft voor dit moment in nevelen gehuld. Misschien wel een familielid van Ted Visser.
We weten meer specifiek over geboden hulp door August de Lange en zijn vrouw Christina via een joodse onderduiker, waar later de vandaag aanwezige Job de Lange meer over zal zeggen.

Op 4 mei 1944 werd August de Haan in Amsterdam gearresteerd wegens huisvesting van een joods kind. Er zijn twee politierapporten van zijn arrestatie bewaard gebleven. In een rapport van 4 mei 18.30 uur werd als bezit van hem f. 46,62, 1 horloge en 1 trajectkaart NS vermeld. In een politierapport van 4 dagen later op 8 mei 1944 om 17.30 uur werd als bezit nog f. 41,50 vermeld. Kennelijk waren in de 4 dagen tussentijd f. 5,12, zijn horloge en de Trajectkaart van de NS verdwenen.

August werd via het huis van bewaring II bij de Amstelveenscheweg naar Kamp Vught vervoerd, waar hij op 8 juni 1944 binnen werd gebracht. Hij werkte enige tijd in Kamp Vught voor Philips. Kort voor zijn aankomst in Vught was juist het voor Philips werkende Philips-Kommando met joodse werknemers van Philips doorgevoerd naar Dachau. Mogelijk kreeg August net als het Philips-Kammando daarvoor een betere behandeling in kamp Vught. Hij zal daar vermoedelijk werkzaam zijn geweest om radiobuizen te maken.

August werd ergens tussen 1 en 8 september 1944 naar Oranienburg [Sachsenhausen] en op 4 november 1944 overgebracht naar Grosz Rosen. Op een kaartje uit de Duitse kamparchieven staat vermeld: “met luftwaffenradio ado naar Gr. Rosen.” Dat was wellicht een aanbeveling om hem in het kamp tewerk te stellen voor het maken van luftwaffenradio’s.

Grosz Rosen was een werkkamp. Dit kamp ligt thans in Polen. Het stond bekend als één van de meest wrede kampen die er zijn geweest. Bij binnenkomst kreeg je te horen: 90 dagen. Dat was dan de tijd die je nog te leven had.

Blijkens een akte van overlijden van 3 april 1946 zou August op 26 januari 1945 in het concentratiekamp Grosz Rosen zijn omgekomen. Uit informatie uit het concentratiekamp is naar voren gekomen, dat de sterfdatum in zijn akte van overlijden niet juist is en dat August de Haan op 5 februari 1945 om 2:3 uur overleed. Doodsoorzaak: “hermuskwellähmung, lungentzündung en blutigem durchfall”. Vertaald betekent dat: een combinatie van hartverlamming, longontsteking en bloedige diarree. Op het formulier met zijn sterfdatum en doodsoorzaak staat aangetekend dat hij werkzaam was bij Philips, dus opnieuw het bewijs, dat die informatie met zijn transport van Vught naar Grosz Rosen was meegegeven.

August heeft het in plaats van 90 dagen zo’n 5 maanden in het kamp volgehouden. Dat mag misschien iets zeggen over zijn wil om te overleven. Het kamp werd op 14 februari 1945 door de Russen bevrijd. August heeft de bevrijding net niet meegemaakt.

Zijn weduwe Christina Roschar werd op 2 mei 1960 uit het bevolkingsregister in Maarn uitgeschreven. Zij hertrouwde en probeerde haar leven weer op te bouwen.
Vandaag onthullen we de struikelsteen voor August de Haan op zijn laatst bekende woonadres. Omdat hij is omgekomen door nazi geweld en we hem willen herdenken voor zijn daden.

Meentsteeg 3

Tijdens de ceremonie werd onderstaande tekst voorgelezen.

Op Meentsteeg 3 woonde Adriaan Theodoor (Ted) Visser. Geboren 1918. Gearresteerd 14 februari 1945. Gefusilleerd 8 maart 1945 Fort De Bilt.

Ted Visser werd in 1918 in Sint Pieter (gemeente Maastricht) geboren. Zijn vader Simon Willem was tijdens WOII leraar natuurkunde aan de HBS en werd weer later buitengewoon hoogleraar aan de universiteit in Utrecht. Zijn moeder heette Maria Laban. De familie vinden we in ieder geval vanaf 1935 terug in Leersum.

Ted studeerde in 1935 in Leiden en na het sluiten van de universiteit op 27 november 1940 nog enige tijd in Amsterdam. In 1942 woonde Ted met Annie bij zijn schoonouders in Den Haag, maar omdat de huizen daar moesten worden afgebroken zodat de Duitsers er afweergeschut konden neerzetten verhuisden zijn schoonouders naar Maarn naar het huisje Welma II en Ted en Annie naar De Bilt. In de krant Vrij Nederland van 19 september 1942 staat vermeld, dat A. Doppenberg en A. Th. Visser volgens de burgerlijke stand van midden augustus 1942  in Den Haag waren getrouwd. In de Knickerbocker weekly "Free Netherlands" van 26 oktober 1942 werd hun huwelijk ook vermeld. Op 13 december 1942 werd hun zoon Maarten geboren.

Begin 1943 had Annie naailes in Leersum en werd aan haar gevraagd of ze een organisatie in Maarn kon oprichten die hulp bood aan onderduikers. Annie voelde daarvoor en Ted ging er als vanzelfsprekend in mee. In diezelfde tijd weigerde hij als student om een loyaliteitsverklaring te tekenen en werd hij uitgesloten van de universiteit. Hij ging met Annie bij de ouders van Annie in het huisje Welma II in Maarn wonen. Op 4 februari 1943 vond er bij hen al een huiszoeking door politie uit Den Haag plaats. Politieagenten uit Den Haag hadden een brief met het adres van Ted en Annie gevonden tijdens een jacht op joden. Het huisje werd volledig omgekeerd. Duidelijk was dat Ted een ondergedoken student was, maar hij werd vermanend toegesproken en verder met rust gelaten. Het was daarmee Ted en Annie wel vroeg duidelijk gemaakt welke risico’s ze liepen. 

Over hun uiterst belangrijke LO-werk vertellen we meer bij het adres van Arie Boom.

Omstreeks april/mei 1944 werd aan Ted gevraagd om een burgerverzetsbeweging [BVG] op te zetten. Ted was hiertoe direct bereid, maar vroeg Bob Kröner om de leiding te nemen, omdat Kröner een militaire opleiding had gehad. In de nacht van 4/5 september 1944 kwam de groep voor het eerst in actie, nam vijf bewakers in de zandafgraving in Maarn gevangen en plaatste versperringen op het spoor. Het leidde tot een vertraging van de trein voor 7 uur. Nadien werden door de BVG-groep sabotageacties voortgezet in de vorm van spijkers strooien, bomen zagen en het diverse keren onklaar maken van locomotieven op het rangeerterrein. Voor het meer militante werk werd in deze tijd ook Annie ingeschakeld, die wapens vervoerde in de kinderwagen met Maarten in de kinderwagen.

Op 8 november 1944 was de BVG-groep ’s ochtends heel vroeg bij elkaar voor wapeninstructie. Daarbij werd de eerste stengun gedemonstreerd. Juist op dit moment kwam een koerier de instructie brengen dat ’s avonds het spoor moest worden opgeblazen. Aldus geschiedde. Het spoor tussen Maarsbergen en Maarn werd op drie plaatsen met spoorwegbommen opgeblazen.

In deze periode had de BVG-groep het ook druk met crossingwerk, waarbij gestrande piloten en militairen in het geheim overgebracht moesten worden naar bevrijd gebied. Dit werk nam fors toe na de slag bij Arnhem.

De hongerwinter deed zijn intrede. Door dokter van Kekem en de wijkverpleegster van het Groene Kruis waren lijsten opgemaakt van mensen, die niet in staat waren om zelf op voedseltocht uit te gaan. Met behulp van vervalste invorderingsbewijzen werd bij de boeren Van Breeschoten en Willem Appeldoorn rogge door het verzet ingevorderd. Deze boeren hebben ongetwijfeld geweten, dat de invorderingsbewijzen vals waren. Er werd 40 mud rogge buitgemaakt, waarvan 9 mud bestemd was voor Maarn. De rest werd aan Zeist gegeven. De wijkzuster, Teds vrouw Annie en de gemeenteambtenaar Berends verdeelde de rogge. Ted sleepte de zakken aan, maar probeerde uit het zicht te blijven. Hij werd echter herkend. Begin februari werd nog een boer gekraakt, die zijn waren liever via de zwarte markt verhandelde. Op 5 februari 1945 liep de gehele BVG-groep na de overval in handen van een Landwacht-patrouille. Er volgde een schietpartij. Nadien werden de patrouilles van de Landwacht verscherpt.

We staan hier op de Meensteeg 3, dit huis is nog steeds bekend als Welma II.

Enkele dagen na 5 februari 1945 hield de Landwacht enkele veedieven en zwarthandelaren uit Maarn aan, die messen en touw bij zich hadden. Aangehouden werden onder meer Jan jr. van den Brink en Cornelis Marinus Van Geel. Ze werden ondervraagd door de commandant van de Landwachters J.W. Vermeer. Vermeer was kort tevoren hulpbewaker geweest in de strafgevangenis op het Wolvenplein in Utrecht, maar was ontslagen nadat hij boter had weggenomen van gevangenen. Jan van den Brink vroeg of hij Vermeer alleen kon spreken. Jan van den Brink wist wie er achter het verzet in Maarn zaten. Zijn compaan Van Geel had ooit een revolver gevonden en naar Bob Kröner gebracht, die hem vervolgens had uitgenodigd om deel te nemen aan verzetsactiviteiten. Dat was spaakgelopen toen Van Geel voor de Duitsers spitwerkzaamheden verrichtte en tegelijkertijd van Ted Visser spoorweggeld had willen ontvangen. Van Geel had dit alles aan Jan van den Brink verteld. Van den Brink kende Bob Kröner omdat hij daar ooit thuis een paard had geslacht. Jan van den Brink vroeg Vermeer waarom ze zich zo druk maakten en dat ze eigenlijk bij Bob Kröner en de man moesten zijn die in Welma II woonde. Vermeer ging met die informatie naar de Ortskommandant en vervolgens werd er direct actie ondernomen.

Welma I en Welma II werden op 14 februari 1945 door Landwacht en Duitsers omsingeld. Ted kreeg het in de gaten en probeerde nog weg te vluchten. Zijn LO-groep had een ondergrondse schuilplaats gemaakt in het bos achter Welma II. Ted probeerde deze schuilplaats rennend te bereiken, maar werd door een Duitse kampioen hardloper ingehaald en gevangen. Bij Ted werd veel bezwarend materiaal gevonden en een pistool. Na een beestachtig verhoor werd hij afgevoerd. Zijn schoonvader had een tas van Ted opgeraapt en werd ook afgevoerd. En Annie werd afgevoerd. Het huis werd vergrendeld, maar de nacht daarop kropen medeverzetsleden door een raam naar binnen en haalden de geheime bergplaats op zolder leeg, waar onder andere wapens lagen en bonkaarten. Oma Doppenberg en Maarten werden opgevangen bij de buren. We nemen aan, dat dit in Welma I is geweest bij Christine Rochar. Op 6 maart 1945 schreef Oma Doppenberg nog een brief aan de beste vriendin van Annie, waarin ze beschreef hoe het de familie was vergaan en dat haar man, Annie en Ted in de strafgevangenis op het Wolvenplein in Utrecht vastzaten. En dat ze zich ernstig zorgen maakte.

Op 6 maart 1945 werd er een aanslag gepleegd door het verzet op de hoge SS-officier Hans Albin Rauter bij de Woeste Hoeve in de buurt van Apeldoorn. De bezetter nam represaillemaatregelen.

Op 8 maart 1945 werd Ted Visser, met nog 16 andere mensen, waaronder 3 mensen uit Maarn uit hun cel gehaald en per vrachtauto naar fort De Bilt gereden. Ze werden daar opgelijnd en door één man met een machinegeweer van links naar rechts geëxecuteerd. Ted droeg tijdens zijn executie een zware leren jas. Hij was de laatste in lijn die dood werd geschoten. De familie werd nadien verwittigd, dat ze Ted mochten komen ophalen om te begraven. Op de begraafplaats in De Bilt hield zijn vader een indrukwekkende alleszeggende toespraak.